Special schools, afscheid en De Grote Vriendelijke Reus .

21 oktober 2018 - Kumasi, Ghana

Akwaaba Nederland!

Hier weer een nieuwe blog van de inmiddels zo goed als ingeburgerde obroni. De eerste echte projectweek ging afgelopen week eindelijk van start. De toestemmingsbrief van de director of education was binnen en ook Anthony had ons van diverse brieven voorzien die ervoor zouden zorgen dat we special schools konden bezoeken. Maandagochtend grepen we daarom ook direct onze kans om een eerste schoolbezoek te doen. We werden door Mrs. Rosalie, de headmistres van Garden City special school om stipt 9.00 verwacht. Garden City special school is een school voor kinderen van 7 tot 14 met intellectuele handicaps, voornamelijk syndroom van Down en autisme. Er zijn zo’n 190 leerlingen waarvan er 140 ‘boarden’ op school, wat inhoud dat ze verblijven op school en af en toe hun ouderlijk huis bezoeken. Omdat er erg weinig speciale scholen zijn in Ghana komen veel kinderen van ver buiten de Ashanti region waardoor boarden de enige optie is. De school richt met name op het aanleren van ‘life skills’ zoals taken in het huishouden, persoonlijke hygiëne en vocational training. Het hoogst bereikbare voor de leerlingen is dat ze een specifieke ambacht onder de knie krijgen waarmee ze na het verlaten van de school kunnen deelnemen aan de maatschappij. Zo leren de kinderen om slippers, deurmatten, krukjes en tafeltjes te maken. De school doet zijn uiterste best om de leerlingen die dit lukt te koppelen aan een bedrijfje om er zo voor te zorgen dat het kind zichzelf kan onderhouden. In werkelijk het is het tot nu toe slechts 3 (!) leerlingen gelukt. Ik zeg het nog maar eens, stigma..  Zodra we de poort van het schoolterrein doorliepen hoorden we niet geheel verrassend uit verschillende lokalen ‘obroni, obroniiiiii!’. Hoofdjes en handjes staken door de raampjes en het was duidelijk dat de leerkrachten hun klassen niet meer al te best in de hand hadden op dat moment. Mrs. Rosalie was een erg vriendelijke vrouw die ons direct het programma voor de dag voorlegde en ons herhaaldelijk welkom heette. Na een korte introductie sommeerde ze ons naar de dagelijkse ‘devotion’, een soort mini kerkdienst voor alle staffmembers van de school. Elke ochtend vind dit plaats in een van de schoolgebouwen die nog het meeste weg heeft van een soort hooischuur. De invulling van de devotion is afhankelijk van de gebeurtenissen op school. Vandaag werd er met name stilgestaan bij 2 collega’s die ziek waren en daarnaast ook bij ‘the weak’ (de studenten op school). Diverse mensen predikten (vanaf hun smartphone) en toen de dienst ten einde kwam liep Mrs. Rosalie met de woorden ‘goodmorning everybody, how are you?’ de ruimte binnen. ‘Goodmorning Mrs. Rosalie, I am fine, thank you’ klonk in koor vanuit de schuur. Mrs. Rosalie voorzag haar staff van de briefing voor komende week. Zo zouden er de volgende dag nieuwe leerlingen komen en wees ze op het belang van het letten op het welzijn van de kinderen omdat huiselijk geweld aan de orde van de dag is en veel kinderen niet goed kunnen uiten dat ze zich onwel voelen of pijn ervaren. Na de briefing keerden de staffmembers zich naar hun klas en ook wij liepen naar buiten toe om de kinderen te ontmoeten. Veel van hen hingen al nieuwsgierig uit de ramen of kwamen met gespreide armen op ons af rennen.  Vele knuffels, high fives en handjes later liepen we met de conciërge over het terrein voor een rondleiding. Allereest bezochten we de ‘clinic’ waar we een zuster spraken die vertelde over de vele gevallen van malaria onder de leerlingen. Ze is in staat dit te behandelen maar de school heeft niet de financiële middelen om aan malaria-preventie te doen. Hier zagen we direct een mogelijk project, namelijk het aanschaffen van klamboes. Deze kosten hier 25 cedi ( ongeveer 4,35). Niet veel later bezochten we de slaapruimte van de kinderen en hoorden we van de conciërge dat de klamboes ooit wel aanwezig waren maar dat de kinderen ze niet prettig vonden en kapot scheurden (dus mocht er onder de lezers iemand zijn met een fantastisch idee om ervoor te zorgen dat eventuele nieuwe klamboes het wel overleven, dan hoor ik dat graag!). Voor het gebouw stonden 4 vrouwen de was te strijken, de ‘housemothers’. Deze 4 vrouwen wonen op school en staan dag en nacht klaar voor de kinderen. Om even duidelijk te zijn, deze 4 vrouwen zorgen dus voor maar liefst 140 kinderen. Elk wassen ze ’s ochtends 35 kinderen. Elk kleden ze iedere ochtend 35 kinderen aan. Elk zijn ze verantwoordelijk voor de was van 35 kinderen (die ieder 4 schooluniformen hebben), en ga zo maar door. Ook bezochten we de schoolkeuken welke slecht uitgerust was. We kregen te horen dat het enige dat de overheid financiert voor de school het eten van de kinderen is. De kinderen eten 3 keer per dag voor slechts 1 euro in totaal, dat is dus ongeveer 33 cent per maaltijd.. Nadat we ook alle klaslokalen en workshopruimtes hadden bezocht gingen we richting de gymzaal, en snoezel-ruimte (een speciaal ontworpen ruimte waar kinderen even tot rust kunnen komen en hun prikkels kunnen verwerken). De gymzaal was de trots van de conciërge. Hij liet zien hoe hij met beperkte middelen, kennis en afwezigheid van gekwalificeerde bewegingstherapeuten toch de ontwikkeling van het kind probeerde te stimuleren. Hij liet spelletjes zien om de motoriek en hand-oog coördinatie te ontwikkelen en demonstreerde hoe hij massage gebruikte om verkrampingen en spasmen te verminderen. Daarnaast had hij ook enkele methoden om kinderen te leren lopen en liet hij zien hoe hij logopedie inzette binnen de school. Ik besefte me eens te meer hoe belangrijk creativiteit is in ontwikkelingslanden, deze man maakte zoveel mogelijk met de weinige materialen die hij voor handen had! Tot slot bezochten we nog de snoezel-ruimte waarvan ik zeer verbaasd was dat deze er was. Later bleek dat een eerdere vrijwilliger deze had opgezet en veel leerlingen maken er dankbaar gebruik van. De conciërge gaf aan dat de school graag meer informatie zou willen over hoe ze de snoezel-ruimte kunnen verbeteren gezien ze hier zelf te weinig van weten. Hoewel ik hier ook geen expert in ben wil ik me graag meer verdiepen in prikkelverwerking en ze hiermee helpen in de toekomst. Ook Mrs. Rosalie drong erg aan op een mogelijke workshop over sensorische integratie en daarnaast wilde ze ook graag weten of wij nog verbeterpunten zagen binnen de school. Omdat ik afgelopen jaar in het speciaal onderwijs stage liep vond ik het heel interessant om te zien hoe het speciaal onderwijs hier in Ghana vormgegeven is en kon ik ook enkele adviezen geven over hoe ze het onderwijs nog passender kunnen maken. Zo zullen we ons waarschijnlijk de komende tijd gaan bezig houden met het maken van pictogrammen die in de klassen gebruikt kunnen worden om dag en weekschema’s te maken zodat de kinderen (met name de kinderen met autisme) weten waar ze aan toe zijn. Hierdoor kunnen we er wellicht voor zorgen dat er minder onrust is op school. Op dit moment maken de leerkrachten wel geschreven weekschema’s, maar omdat geen enkel kind op de school kan lezen en schrijven is dit niet erg praktisch. Tot slot praatten we met Mrs. Rosalie nog wat meer over de school en kinderen. Ook kwam ter sprake dat veel ouders van kinderen met een beperking hun kind onderwerpen aan fetish priest en kerken in de hoop op genezing. Ik kan me erover blijven verbazen hoe weinig de Ghanezen weten over handicap en de oorzaken hiervan..

Dinsdag was een vreemde dag. Op maandagavond had Charlotte namelijk besloten dat ze haar avontuur in Ghana niet langer wilde voortzetten en ze had daarom een vliegticket naar Nederland geboekt. Die ochtend zwaaiden we haar uit en wensten we haar het beste. Het voelde erg onwennig om plots nog maar met z’n drieën achter te blijven in Ghana, we waren immers met z’n vieren aan dit avontuur begonnen. Na het afscheid van Charlotte besloten we om de interviewvragen voor ons veldwerk op te stellen en daarna gingen we met de trotro richting The International Office om te kijken of we onze bezoekerspassen al konden ophalen. Dit was helaas niet het geval dus we moeten nog even wachten voordat we het campus-zwembad kunnen bezoeken. We werkten die middag nog even bij CEDRES en gingen toen naar huis om te koken. Ik had even helemaal genoeg van rijst, fufu, plantaan en rijst dus stelde ik voor om tomatensoep te maken gezien dit een van de weinige gerechten was die ik kon bedenken met de producten die hier verkrijgbaar zijn. Wanneer we het erf op lopen met de boodschappen is de buurvrouw erg nieuwsgierig naar hoe we de tomatensoep gaan bereiden. Het is duidelijk dat ze niet altijd evenveel vertrouwen heeft in onze huishoudelijke kwaliteiten. Wanneer we de was doen krijgen we een workshop, wanneer we de afwas doen vraagt ze of het wel echt goed schoon is en ook als we aan het koken zijn worden we nauwlettend in de gaten gehouden: die obroni’s kunnen helemaal niks. Ik raakte des te gemotiveerder om haar ervan te overtuigen dat ik heus wel wist hoe je tomatensoep maakt en dus begonnen we aan de klus.  De tomatensoep kwam echter niet zonder slag of stoot op tafel te staan. We hadden net alle tomaten ontveld, in stukjes gesneden en in de blender gedaan toen ik Jasmine vanuit de andere ruimte enigszins paniekerig hoorde roepen dat er iets was mis gegaan. Je raad het al: De blender was ontploft. Tomatendrap zat op de muren en vloer en droop door de roosters aan de bovenkant van de magnetron. Het is dat ik wist dat er tomaten in de blender zaten maar anders had ik gedacht dat ik op een plaats delict was beland. Goed, de tomaten waren dus niet meer te redden maar voordat ik het wist kwam een van de buren alweer de keuken in hollen met nieuwe tomaten. Na 2 uur stond de soep op tafel en wonder boven wonder was de buurvrouw erg te spreken over de smaak! Ze begreep alleen niet waarom de zaadjes van de tomaat nog in de soep zaten, die kon ze namelijk niet doorslikken. Ze zijn in Ghana niet gewend aan soep met ‘structuur’. Alle Ghanese soepen en stoofschotels zijn gepureerd en gezeefd en ook de fufu, banku en kenke (deegballen in de soep) wordt niet gekauwd, je laat ze gewoon door je keel glijden. Nadat buurvrouw Beatrice (laten we haar vanaf nu voor het gemak ‘queen bee’ noemen gezien ik haar deze nickname heb gegeven) alle tomatenzaadjes zorgvuldig uit haar mond gepeuterd had, deze op een keukenpapiertje had gelegd en ze de rest van de soep op had konden we naar bed.

Op woensdag werd ik om 6.00 gewekt door de buurman die voor mijn slaapkamerraam stond te schreeuwen dat hij naar binnen wilde. Slaapdronken opende ik de deur, mezelf afvragend wat hij in godsnaam op dit onchristelijke tijdstip zo nodig bij ons moest komen doen. Het bleek dat hij even wilde kijken of er een muis in de muizenval zat (jazeker, de muis is nog steeds actief in huize obroni). De val was leeg en de buurman vertrok weer. Ik was ook graag nog even naar dromenland vertrokken maar het kwaad was al geschied. Gelukkig hadden we die dag een leuke planning. Anthony had een toestemmingsbrief meegegeven om de community vocational special school te bezoeken. De school had geen adres, telefoonnummer of website en dus gingen we op goed geluk de straat op om mensen te vragen naar deze school. Uiteraard stond de buurman weer voor ons klaar om mensen op straat in het twi aan te spreken en ervoor te zorgen dat we de trotro in de juiste richting namen. Uiteindelijk bereikten we de school en werden we zoals inmiddels gewend ontzettend warm ontvangen ondanks het feit dat we ons bezoek niet hadden kunnen aankondigen. De community vocational special school is de school waar de kinderen van de school die we maandag bezochten naar uitstromen. Er zitten hier dus kinderen vanaf 14 jaar tot soms hun levenseinde. In die zin vond ik de school meer weg hebben van een dagbestedingsfaciliteit dan een onderwijsinstelling.  Ook hier weer waren de kinderen/volwassenen erg knuffelig en nieuwsgierig en nadat we iedereen hadden begroet ontmoetten we de directeur. Het was de langste Ghanees die ik ooit gezien heb (en waarschijnlijk ga zien). Denk maar even aan de Grote Vriendelijke Reus maar dan een paar tintjes bruiner. Alles aan de man was groot, zijn handen, zijn neus, oren, ogen, armen, benen. En ook alles aan hem was vriendelijk! We kregen wat achtergrondinformatie over de oprichting, missie en visie van de school en ook over problemen waar ze tegenaan lopen zoals budget, missende kennis over sommige syndromen/beperkingen en benaderingswijzen. Hierna werden we uitgenodigd om deel te nemen aan een workshop die voor de leerkrachten was georganiseerd. De workshop luidde ‘strategies for teaching persons with Autism Spectrum Syndrome’, voor mij persoonlijk erg leuk omdat mijn interesse en kennis in dit gebied ligt en ik daarom benieuwd was naar de visie van de Ghanezen op autisme en hoe je hiermee om kunt gaan. Al snel werd ik geconfronteerd met een van de grootste verschillen tussen de Nederlandse en Ghanese cultuur. Er werd een casus voorgelegd en er volgde een discussie over welke aanpak in dit geval het meest effectief zou zijn om het kind met autisme te disciplineren. ‘Beating with the cane’, was hierop volgens sommigen het enige juiste antwoord. Kinderen slaan is hier echt de normaalste zaak van de wereld. Onze buurkinderen krijgen ook wel eens een mep en wanneer ze jengelen of te druk zijn verwacht queen Bee van ons dat we haar kinderen ook een flinke pets verkopen (maar natuurlijk doen we hier absoluut niet aan mee). Verder was ik erg onder de indruk van de workshop en vind ik dat ze absoluut niet onderdoen aan de mate van kennis die er in Nederland is wat betreft autisme. De Grote Vriendelijke Reus nam ons weer mee naar zijn kantoortje en haalde daar 3 tasjes tevoorschijn die hij aan ons uitdeelde. Hij had lunchpakketjes voor ons laten halen! Intens dankbaar aten we de meatpie op en keken naar een filmpje over de bouw van het schoolgebouw met behulp van een hulporganisatie. Nadat het filmpje was afgelopen sprong hij op en ging op zoek naar een andere DVD. Hij had namelijk een filmpje over creatieve therapie. Mijn ogen sprongen bijna mijn hoofd uit zo verbaasd was ik dat hij überhaupt af wist van het bestaan hiervan. Hij vertelde een enorme voorstander te zijn omdat hij zag hoe kunstzinnige activiteiten de bewoners tot rust bracht. Hij wilde graag dat ik mijn kennis met hem zou kunnen delen zodat hij hier meer mee kan doen binnen de school. Dan wijst hij plots naar het raam achter mij. Ik kijk het grasveld op met daarachter een lange grijze muur. ‘ ‘Kijk kunstenaar, een hele lange, grijze, kale muur waar jij volgens mij wel raad mee weet’, en de Grote Vriendelijke Reus duikt een achterkamertje in om vervolgens terug te komen met een enorme doos vol met potten verf en penselen. De materialen stonden er al een eeuwigheid maar er was niemand om muurschilderingen te maken omdat de Ghanezen zich liever niet achter de hekken van het schoolterrein begeven omdat ze denken dat syndroom van Down besmettelijk is.. Binnenkort ga ik dus met de muren aan de slag! Ook spraken we een van de leraressen over het stigma dat heerst op mensen met een beperking in Ghana. Zo vertelde ze ons dat haar omgeving erg op haar neerkijkt omdat ze werkt met mensen met een beperking. Ze is veel vrienden verloren en ook haar ouders stonden niet achter haar studiekeuze omdat ze bang waren dat hun dochter besmet zou raken. De Grote Vriendelijke Reus vertelde dat de school wel dingen probeert te doen om het stigma te doorbreken. Zo neemt hij zijn leerlingen zo nu en dan mee naar kerkdiensten om te zingen en dansen en ze in contact te laten komen met de maatschappij. Laatst was er tijdens een van deze ‘uitjes’ een vrouw flauwgevallen omdat ze nog nooit mensen had gezien met een beperking en haar hart hiervan letter op hol sloeg. Tot slot neemt de Grote Vriendelijke Reus ons mee naar de slaapbarakken van de mannelijke bewoners (want ook dit is weer een boarding-school). Voordat we naar binnen gaan verontschuldigd hij zich alvast voor de stank die we binnen gaan ervaren en hoewel ik in eerste instantie denk dat het allemaal wel zal meevallen bedenk ik me al snel wanneer we naderen. Ik zie zwermen vliegen uit het gebouw komen en neem een flinke teug adem voordat ik de moed heb om naar binnen te stappen. Het is misschien niet zo netjes om te zeggen maar wanneer ik de staat van de accommodatie zie doet deze mij nog het meest denken aan de barakken in Auschwitz. Stapelbedden staan hutje mutje op elkaar gepropt, het beddengoed ziet er uit alsof het door de motorolie is gehaald en de geur van urine is intens doordringend, om over de staat van de sanitaire voorzieningen nog maar niet te spreken. Daar durfde ik eerlijk gezegd niet al te lang naar te kijken. De Grote Vriendelijke Reus legt ons uit dat er maar 2 housemothers zijn om alle jongens en de slaapvertrekken zelf te onderhouden en dat hij vaak nieuwe leerlingen moet weigeren omdat er niet nog een extra bed in de ruimte past. Ik zou er graag iets aan doen maar ik weet dat deze klus te groot is om binnen 2,5 maand te klaren..

Dan zit ons bezoek er op en nadat de Grote Vriendelijke Reus ons telefoonnummer heeft overgenomen begeleid hij ons naar de doorgaande weg om er zeker van te zijn dat we de juiste trotro nemen. Om even een impressie te geven van het vervoer met de trotro zal ik proberen een beeld te schetsen. Zoals ik in de eerste blog al schreef zijn trotro’s kleine busjes van een privé-eigenaren. Deze scheuren ongeveer overal waar ze maar enigszins kunnen rijden: zandweg, snelweg, zijweg.  In absurd tempo racen ze voorbij en wanneer je langs de kant van de weg staat hangt er al zo’n 100 meter voor aankomst een mannetje uit het raam die een bepaalde wijk schreeuwt en hierbij wilde handgebaren maakt. Er is (zo weet ik inmiddels) een handgebaar voor ‘richting het centrum’ en ‘binnen de campus’. De busjes worden zo vol gepropt als maar kan en wanneer het druk is zitten er ook mensen (voornamelijk mannen) bij elkaar op schoot. Ook handelswaren zijn welkom. De busjes zijn niet gebouwd voor obroni’s, je komt er niet in en uit zonder minimaal 3 keer je hoofd te stoten en je zit ongeveer klem tussen je stoeltje en het plafond. Uit het raam kijken is er ook niet bij, die bevinden zich ongeveer ter hoogte van je knieën.

Donderdag was het tijd om een bezoek te brengen aan een rehabilitatiecentrum voor kinderen en volwassenen met een handicap. Inmiddels was het geen verrassing meer dat er geen adres bekend was van het centrum en dus probeerden we met handen, voeten en verkeerd uitgesproken wijknamen duidelijk te maken aan de trotro-drivers waar we ongeveer naartoe moesten. Een medepassagier die goed Engels sprak hielp ons uit de brand door ons mee te nemen de juiste richting in en vanaf daar een taxi te regelen. Eenmaal aangekomen bij de plaats van bestemming was het ons niet duidelijk direct duidelijk dat we waren aangekomen. Op het terrein liepen tientallen mensen af en aan om een begrafenis voor te bereiden en de tenten, stoeltjes en stereo-installatie klaar te zetten. Ernaast zat een groep meisjes kralen te rijgen onder de schaduw van een grote boom, het was duidelijk dat deze meisjes onderdeel waren van het centrum maar waar deze zich bevond was onduidelijk. Na een paar minuten kwam er plots een man aangelopen in een soort doorzichtige, zwart/blauwe, kanten jurk met daaronder een gestreepte boxershort en plastic Gucci-slippers. Een soort Ghanese Hugh Hefner leek het wel. Enigszins ongeïnteresseerd brengt hij ons naar een soort activiteitenruimte en dropt de mededeling dat hij nog even 5 minuten nodig heeft om een gesprek met iemand af te ronden. We zeggen dat dit geen probleem is en blijven geduldig wachten terwijl hij aan de andere kant van de ruimte een sollicitatie (zo lijkt het) afneemt. Nogal ongemakkelijk dus. Ruim anderhalf uur (!) later heeft hij wel even tijd om ons aan te horen en te woord te staan. Na een gesprek van een minuut of 5 komt iemand hem vertellen dat de stroom is uitgevallen en weer excuseert hij zich. Een half uur later wanneer hij weer terugkomt moet hij ons helaas vertellen dat hij geen tijd meer heeft om met ons te praten omdat er volgende bezoekers staan te wachten. Teleurgesteld druipen we af maar een medewerker van het naaiatelier laat ons met alle plezier (en duidelijk wat meer interesse) nog zien wat de kinderen van het rehabilitatiecentrum maken. Zo laat ze onder andere zien hoe ze manden weven met plastic afval. We besluiten nog een andere instelling te bezoeken op zo’n 5 minuten afstand, het ‘Chesire Home’. Het is ons onduidelijk wat dit precies voor instelling is maar we laten ons verrassen. Eenmaal aangekomen blijkt het een woongroep te zijn voor mensen met geestelijke ziekten. Een van de zusters wil ons met plezier een rondleiding geven en wanneer we het terrein op lopen komen er direct een aantal verwarde vrouwen op ons af lopen die met wilde handgebaren en uitspraken in Twi iets aan ons duidelijk proberen te maken. De leefomstandigheden zijn slecht zien we al snel, mensen liggen op elkaar gepropt in kamertjes op dunne, versleten, plastic matrasjes. Waar er enigszins ruimte over is staan grote boodschappentassen met de weinige bezittingen die de bewoners hebben en eetkommen en pannen. Iedereen lijkt zich enorm te vervelen. Wanneer we de zuster vragen naar de dagindeling legt ze uit dat die er niet is. De dagbestedingsactiviteiten (leerwerk, houtbewerking en sieraden maken) kunnen niet meer gefinancierd worden. Af en toe doen ze een potje volleybal in de ochtend maar voor de rest liggen de meeste bewoners overdag wat te luieren in hun ‘hok’. Mensen met geestelijke ziekten staan in Ghana net zoals mensen met een beperking onderaan de ladder van de maatschappij. Na dit deprimerende bezoek gaan we weer terug naar huis om te eten. We hebben die dag o.a. okra gekocht langs de weg en met de weinige middelen die we hebben om de okra op smaak te brengen probeer ik er toch maar wat van te maken. Blijkbaar is het succesvol want voor ik het weet staan de buren op de deur te bonken omdat ze willen weten wat voor heerlijks we aan het maken zijn, de geur was ‘amazing’. Nadat ze een hapje hebben geprobeerd zijn ze redelijk tevreden, het vertrouwen in onze kookkunsten neemt langzaam toe zo lijkt het!

Op vrijdag is het weer tijd om naar the International Office te gaan en opnieuw gaan we weer zonder pasjes naar huis toe. Binnenkort mogen we dus voor de vierde keer terug maar we laten ons niet uit het veld slaan. We proberen ons zoveel mogelijk aan te passen aan het tempo van de Ghanezen! Verder doen we die dag zoveel mogelijk uitgestelde klusjes zoals het pinnen van onze huur, het maken van een planning voor de interviews en activiteiten voor de komende periode en het bijhouden van de handwas. Terwijl ik net een onderbroek sta uit te wringen springt Junior (de jongste van de buurkinderen) achterop mijn stoel. Hij begint iets te schreeuwen en maakt brommende geluiden. Na een poosje besef ik me dat we een trotro-ritje imiteren. Aan het einde van de middag ga ik op zoek naar schildermaterialen voor de muurschildering die ik binnenkort ga maken. Ik koop een flinke pot witte muurverf, 3 kwasten, een roller en terpentine voor nog geen 38 cedi (6,82)! Ik denk dat ik het erg zwaar ga krijgen in Nederland als ik daar weer boodschappen ga doen over een tijdje. Ook gaan Jasmine en ik op zoek naar meel omdat we pannenkoeken willen proberen te maken. Na een paar kilometer geven we het echter maar op want veel verder dan het vinden van cassave-meel komen we niet. We besluiten het daarom maar met havermout te proberen en dit blijkt een succes! Uiteraard sluit ook de buurvrouw weer aan bij de avondmaaltijd wanneer de ‘amazing aroma’s’ haar neus bereiken. En ja hoor, ook dit kreeg krijgen onze pannenkoeken haar blessing.

Zaterdagochtend gaat de wekker op een onmenselijk tijdstip: 4.30. We willen namelijk noordwaarts rijden voor een weekendtripje en de buren adviseren ons zo vroeg mogelijk te gaan. Met de slaap nog in onze ogen klimmen we over de muur rondom het erf want de poort is nog op slot en we willen de buren niet wakker maken. Op het station slaan we wat ‘oliebollen’ in als ontbijt en klimmen we in een trotro. Het begint al bijna te wennen dat veel van wat we hier eten samen gaat met de nodige zandkorrels, al weet ik niet of ik het ooit nog lekker ga vinden. De oncomfortabele rit (ik deel mijn ministoeltje met een andere passagier) is lang, maar mooi! Het landschap wordt steeds heuvelachtiger en tropischer. De jungle voor ons is gehuld in een geheimzinnige mist en naast de weg staan stalletjes met daken van palmbladen waar ze plantaan, yam, kokosnoten, zoete aardappel en sinaasappelen verkopen. Het gebied wordt steeds minder dichtbevolkt en ook is het duidelijk dat we ons nu bevinden in een islamitische regio. De kleine moskeeën staan te schitteren in de zon terwijl geitenhoeders in hun lange witte gewaden de kudde proberen te leiden. Na een eeuwigheid stopt de trotro in Techiman, waar we een guesthouse hebben gereserveerd. Na lang zoeken geven we het op en besluiten maar in een ander guesthouse te overnachten. Nogmaals, het feit dat ze hier niet zo bezig zijn met adressen is soms best wel onhandig. Wanneer we inchecken ziet Jasmine dat de buurman ons al bijna 2 uur probeert te bellen. Te zien aan de vele gemiste oproepen denken we dat hij zich zorgen maakt en dus bellen we hem maar even terug ter geruststelling. Inderdaad, de buren vroegen zich af of we er al waren, of de reis goed ging, of we een hotel hebben gevonden, en of we ons niet hebben bezeerd toen we die ochtend over de muur klauterden. Nadat de buurtjes gekalmeerd zijn droppen we onze spullen in de kamers en nemen een taxi naar het ‘monkey sanctuary’ in Fiema.  Opnieuw wordt ik getrakteerd op een zeer comfortabele rit. Omdat we in een ‘shared taxi’ zitten, zit er voor mij als lange obroni niks anders op dan tussen de chauffeur en bijrijder ingeklemd te zitten met de schakelpook tussen mijn benen. Een hobbelige zandweg en een paar blauwe plekken later stappen we uit in een klein, rustig dorpje. Een gids neemt ons mee het bos in waar we apen zien en uitleg krijgen over medicinale bomen. Ook brengen we een bezoek aan een heuse ‘apenbegraafplaats’. De bewoners van Fiema behandelen de apen als mensen omdat ze volgens de lokale folklore gezien worden als hun ‘ancestors’. Zo zijn de apen altijd welkom in huis en geven de mensen ze te eten. Wanneer er een feest, begrafenis of trouwerij plaatsvind zijn de apen ook uitgenodigd en wanneer ze sterven worden er speciale kistjes voor ze gemaakt en krijgen ze een officiële begrafenisceremonie. Wanneer de apen herrie maken geloven de locals dat er binnen een week iemand zal sterven in het dorp. Na het bezoek aan de sanctuary keren we terug naar Techiman waar we nog even een rondje over de markt lopen terwijl we korte gesprekjes in het twi voeren met de marktlui. ’S Avonds eten we onze eerste ‘kenkeh’, een bal van gestampte mais verpakt in een maisblad, geserveerd met red snapper, ‘okra-stew’ en ‘shito’ (vissambal). Nadat we hiervan gesmuld hebben kruipen we vroeg onder de wol, het was immers een lange dag.

Zondagochtend verlaten we rond 8.00 ons hotel om richting Kintampo te gaan om daar de beroemde watervallen te bezoeken. Onderweg naar de trotro zien we langs de weg iemand inhakken op een koeienkop die er niet al te vers meer uit ziet. Ons ontbijt stellen we daarom nog eventjes uit. Aangekomen bij de waterval zijn we aardig onder de indruk. Het is een waterval zoals je die kent uit de Indiana Jones, met 3 ‘trappen’, omringt door groen. We nemen onze tijd om te genieten van het uitzicht en de rust. We zijn namelijk helemaal alleen, geen toerist te bekennen! Na een tijdje komen er een paar lokals naar ons toe. Het zijn vriendelijke jongens die maar wat graag een paar selfies willen nemen, of we daar nu zin in hebben of niet. Nadat ik 1 van de jongens met specifieke interesse heb verteld dat ik getrouwd ben is hij wel een beetje teleurgesteld. ‘If I could marry you, I would never sleep again’. Ik weet niet precies hoe ik deze opmerking moet interpreteren maar we besluiten dat het nu misschien een mooie tijd is om de waterval te verlaten. Dit blijkt echter nog niet zo makkelijk want er rijden nauwelijks taxi’s op zondag (kerkdag) over de vrij uitgestorven weg. Na een tijdje stopt er een tuktuk maar helaas hebben we het geluk niet aan onze kant en blijkt de benzine op te zijn. De bestuurder gaat wel even wat benzine halen in het eerstvolgende dorp en dus zitten we een tijdje in de tuktuk langs de verlaten weg. Uiteindelijk komen we via vele omwegen en overstappen weer terug in Kumasi waar de buren (hoe kan het ook anders?) al voor de poort zaten te wachten op onze terugkeer.

Dit was alweer de derde week in Ghana. Enerzijds lijkt het alsof ik hier al jaren woon maar anderzijds gaat de tijd hier veel te snel! Er is nog zoveel dat ik wil zien en doen terwijl ik hier ben. Ben je daar benieuwd naar? Dan zie ik je volgende week vast weer!

Kus!

Lau

Foto’s

6 Reacties

  1. Marian:
    21 oktober 2018
    Bedankt voor weer een geweldig (reis)verslag!
  2. Ursy:
    22 oktober 2018
    Alweer een mooi en uitgebreid verslag! Nog niet verleerd sinds de basisschool😊Ik zie zo voor me wat je allemaal beschrijft,veel schrijnende dingen maar ook de lieve mensen die jullie ontmoeten. Hopelijk kun je nu snel aan de slag met leerlingen verf en kwasten!
  3. Bram:
    22 oktober 2018
    Zeker, ik blijf aan je blog gekluisterd!
  4. Sara jobse:
    22 oktober 2018
    Wauw, wat een avonturen! Ik reis een beetje mee dankzij je heerlijke beeldende schrijfstijl. To be continued ... 😄👍🏼
  5. Jenneke:
    23 oktober 2018
    We weten natuurlijk dat we het goed hebben hier in ons (inmiddels herfstachtige) kikkerlandje maar als ik dit dan lees ben ik extra dankbaar dat onze (gezonde) kinderen mogen opgroeien in een verzorgingsstaat. Daarom is het extra waardevol dat jullie je daar inzetten voor de deze groep die jullie steun extra goed kan gebruiken. Dus...ook al hebben jullie maar 2,5 maand de tijd, oogsten begint met zaaien. Keep up the good work!
    Groeten uit Stratum!
  6. Lisette Oosterhuis:
    25 oktober 2018
    Wat leuk geschreven Laura!
    Groetjes Lisette Oosterhuis - HS Leiden